In de binnenvaart waren er ontwikkelingen in de bemanning- en technische eisen en natuurlijk, in de zeilvaart, was er het Aanvullend onderzoek.
Bemanning
Duitsland voerde een verzwaring door van de minimale bezetting. Er werd geen onderscheid meer gemaakt tussen dagtochtschepen en hotelschepen. Een voorzichtige lobby op de Duitse overheid heeft ons nog niets opgeleverd. Hier wreekt zich een beetje dat alleen Nederland een serieuze vloot heeft in deze groep.
Een recentere ontwikkeling is dat er discussies in Europa (Cesni Comité) gestart zijn over de harmonisering van de bezettingseisen, een heel erg spannend onderwerp voor de chartervaart in Nederland. Duitse voorstellen voor een geharmoniseerde bezetting pakken slecht voor ons uit, voor zowel de zeilvaart als de motorchartervaart. De vrijstellingen die we hebben, zouden we kwijtraken volgens die voorstellen. Samen met Koninklijke Binnenvaart Nederland en het Ministerie proberen we daar een stokje voor te steken. We verwachten dat de discussie in het nieuwe jaar duidelijker richting gaat krijgen. De Duitse voorstellen worden nu nog gezien als proefballonnetjes.
Zeilvaart
De zeilvaart stond 2024 in het teken van het onderzoeksrapport van de Onderzoekraad voor Veiligheid (OVV). De minister van Infrastructuur en Waterstaat was aangewezen om de acties van alle betrokken partijen te coördineren en op elkaar af te stemmen en de BBZ zat in de werkgroep (Taskforce) die daarmee belast was.
Het Aanvullend Onderzoek was de eerste actie en bedoeld om met overtuiging antwoord te kunnen geven op vragen over de veiligheid van de zeilschepen. Alles schepen moesten bezocht worden en gelijk beoordeeld worden volgens een uniforme methode en met behulp van een nieuw middel: het Tuigboek.
Er is een grote krachtsinspanningen geleverd om alle schepen gekeurd te krijgen voor de aanvang van het vaarseizoen, met name door scheepseigenaren maar ook de overheid, de keurende instanties BSC en RH, expertise bureau’s als Cadhead, Gaastmeer, Olivier van Meer en toeleverende bedrijven. Extra ingewikkeld was het omdat het NBKB geschorst werd en niet mee kon inspecteren.
Het Tuigboek, dat Marijke de Jong van Cadhead ontwierp, ondersteund door verschillende BBZ leden, gaf een praktische invulling aan het werken volgens de Branchenorm Rondhouten.
Het onderzoek van alle schepen, steeds uitgevoerd door een inspecteur van de ILT en een van BSC of RH, leverde als belangrijke bijvangst kennisverdieping over de tuigage op bij de inspecteurs en bij de schippers. Voor het eerst werden er kritische vragen gesteld bij de technische vereisten, vastgelegd in het Estrin, maar ook over de keuringsmethodiek. Over het gebruik van HMPE’s bijvoorbeeld, iets dat door het Estrin verboden is (in het lopend want), is besloten om extra onderzoek te doen door TNO. Over de eisen aan de samenstelling van het staand want werd een onderzoek gestart door CONO-shipping. Met leden is al die tijd intensief contact geweest om zoveel mogelijk kennis bij de overheid en de onderzoekers te krijgen. Vervelend is dat de onderzoeken nog steeds niet zijn afgerond, maar positief is dat de ILT op verzoek van de BBZ afwijkingen van het ESTRIN tenminste tijdelijk heeft toegestaan, in afwachting van verder onderzoek.
De onderzoeken moeten helpen om de huidige eisen goed te kunnen interpreteren, maar kunnen mogelijk ook helpen bij het vaststellen van nieuwe eisen, een aanpassing van het Estrin die voorzien wordt in 2027. De eerste gesprekken daarover tussen de BBZ, de overheid en de keurende instanties zijn inmiddels begonnen.