Op 17 januari 2022 was er een hoorzitting bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) voor een ondernemer in de chartervaart die geen TVL kreeg op basis van de feitelijke activiteiten in Q4 2020. De RvO had de ondernemer voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL)- regeling beoordeeld op de SBI-code die op 15 maart 2020 bekend was bij Kamer van Koophandel.
Het CBb heeft op 26 april 2022 de uitspraak gedaan: de RvO moet "daarom in een geval zoals hier aan de orde voor Q4 [...], rekening houden met de feitelijke activiteiten en niet alleen met de inschrijving in het handelsregister".
"Hoewel het College begrip heeft voor de uitvoeringsproblematiek en dat belang in eerdere kwartalen ook doorslaggevend heeft geacht, is het College van oordeel dat in Q4 de balans doorslaat naar het belang van ondernemers om in aanmerking te komen voor subsidie. Verweerder (RvO) moet daarom voor deze ondernemers rekening houden met de feitelijke activiteiten van de onderneming. Het College is van oordeel dat dit ook geldt voor ondernemers zoals appellant, die wel subsidie hebben gekregen, maar op grond van hun feitelijke activiteiten in aanmerking komen voor een hoger subsidiebedrag."
De gehele uitspraak vind je hier.
Ondernemers die in Q4 2020 niet beoordeeld zijn op hun werkelijke activiteiten maar op de inschrijving van de Kamer van Koophandel en hierdoor een behoorlijke toekenning mislopen, kunnen met deze uitspraak (opnieuw) een bezwaar indienen.